De lancering van het Green Deal Industrial Plan is een positieve indicatie dat de Europese Commissie werk wil maken van meer strategische autonomie en een aantrekkelijk investerings- en innovatieklimaat, met bijhorende jobkansen. Maar dit is geen zaak van Europa alleen. Ook in Vlaanderen en België hebben we nood aan meer ambitie en een doorgedreven industriereflex om het juiste beleidskader te creëren dat de industriële transitie mogelijk maakt.
Dit opiniestuk verscheen ook in Trends.
Het goede nieuws? Die transitie is volop aan de gang, en ze gebeurt hier bij ons. Pioniersprojecten in de opvang en opslag van CO2 – een cruciale klimaattechnologie om de uitstoot van broeikasgassen op korte termijn fors te reduceren – worden op industriële schaal ontwikkeld in onze Vlaamse havens. Het zijn gedurfde initiatieven die in gans Europa en ver daarbuiten op grote belangstelling kunnen rekenen. Ook in domeinen als de waterstofeconomie of chemische recyclage – waarbij kunststofafval wordt omgezet in een nieuwe grondstof voor de chemie-industrie – behoren we tot de koplopers.
Dat innovatieve leiderschap mogen we niet te grabbel gooien. Het is simpelweg niet het moment om een investeringscyclus te missen op zo’n cruciaal tijdstip. De investeringsbeslissingen van de komende jaren zullen de industriële toekomst van ons land voor de komende decennia bepalen. Die beslissingen worden niet altijd in België genomen, maar ook op internationale hoofdkwartieren, waar ze hun investeringsstrategie zorgvuldig afwegen. Enter: het concept concurrentievermogen en de nood aan een industriebeleid met volgehouden langetermijnvisie.
“Op drie fundamentele assen staat onze concurrentiekracht zwaar onder druk: toenemende kostenhandicaps, overmatige regeldrift en de groeiende krapte op de arbeidsmarkt.”
Want er is ook minder goed nieuws. Op drie fundamentele assen staat onze concurrentiekracht zwaar onder druk. Zowat elke week bezoek ik een chemie- of farmabedrijf. Elke keer sta ik versteld van de hoogtechnologische innovaties en de bereidwilligheid om de ambities uit de Green Deal daadwerkelijk om te zetten in impactvolle acties. Maar elke keer spreken bedrijfsleiders me ook met bezorgdheid aan over de toenemende kostenhandicaps, de overmatige regeldrift en de groeiende krapte op de arbeidsmarkt.
Bedrijven in Europa betalen een pak meer voor hun energie dan hun concurrenten in de rest van de wereld, terwijl bedrijven in België hun loonkosten door de automatische indexering spectaculair zien toenemen tegenover de buurlanden. Tegelijk moet onze industrie opboksen tegen grootschalige economische steunprogramma’s in andere Europese lidstaten en werelddelen. Koppel dat aan een sluipende rechtsonzekerheid, met lang aanslepende vergunningsprocedures, en de talentvijver die stilaan helemaal is leeggevist en iedereen begrijpt dat de huidige state of play weinig comfortabel is.
“Zoals in 2022 de focus lag op energie, wordt 2023 hopelijk het jaar van de industrie.”
Daar bestaan geen wonderoplossingen voor, maar een coherente en stimulerende regelgeving kan al wonderen doen. De Amerikaanse Inflation Reduction Act heeft overdreven protectionistische kantjes, maar stimuleert wel investeringen en beloont ondernemersrisico’s. De Europese aanpak – die jammer genoeg ook op Vlaams en federaal niveau doorsijpelt – vertrekt veelal vanuit een strak keurslijf met vooral veel regeltjes, restricties en extra kosten. Dat is niet bevorderlijk in een tijdperk waar bedrijven voor gigantische investeringen en grote technologische uitdagingen staan.
Zoals in 2022 de focus lag op energie, wordt 2023 hopelijk het jaar van de industrie. Voor onze welvaart is het van vitaal belang dat de grote toegevoegde waarde, zowel economisch als maatschappelijk, en het internationale concurrentievermogen van onze industrie bovenaan de politieke beleidsprioriteiten komen te staan. Anders hebben we wel een Green Deal op papier, maar ontbreekt de industriële slagkracht om die ambities ook ten uitvoer te brengen.
Dit opiniestuk is verschenen in Trends